U bent hier
Windmolens
De prolematiek van kleine windmolens voor o.a. lanbouwbedrijven is een materie die N-VA Provincieraadslid Luc Coupillie van dichtbij volgt.
Kleine windmolens nu ook in provinciale frigo!
In Diksmuide is men een koele minnaar van kleine windmolens, een wildgroei aan kleine windmolens zou landschapsverstorend zijn, zo klinkt het officieel. Maar ook de provinciale overheid lijkt het project van de kleine windmolens nu in de koelkast te willen stoppen. Het beloofde beleidskader voor het pilootproject, voorzien voor eind januari, werd immers uitgesteld, officieel omdat de academici nog niet klaar zijn. Maar hierdoor dreigen wel verschillende aanvragers voor kleine windmolens hun vergunning mis te lopen. Zo ook de aanvraag van Johan Debruyne uit Esen waarover Diksmuide uiterlijk op 17 februari had moeten beslissen. Maar door het provinciaal uitstel is alvast deze vergunningsaanvraag rijp voor de prullenmand.
Diksmuids provincieraadslid Luc Coupillie (N-VA) is niet alleen ontgoocheld door het uitstel, hij heeft ook zijn twijfels bij de provinciale uitleg. Deze luidt dat de academici nog niet klaar zijn met hun huiswerk terwijl volgens hem academici van UGent, de VUB en deskundigen uit andere kenniscentra in 2013 al tot het eindbesluit kwamen dat kleine windturbines rendabel zijn, mits de turbine goed wordt gekozen en de plaatsing zorgvuldig gebeurt. Nog volgens Luc Coupillie hebben deze studies veel geld gekost terwijl ze drie jaar later nog niets hebben opgebracht. En om dan nu weer de schuld voor het uitstel in de schoenen van deze academici te schuiven is voor het Pervijs provincieraadslid nonsens. Nochtans zijn politici gewonnen voor het -20%-uitstootprincipe tegen 2020, maar dit in de praktijk brengen is blijkbaar een ander paar mouwen. Het meent dan ook dat er onwil in het spel zit van de provinciale overheid.
Diksmuides argument, dat honderden van die molentjes de skyline gaan ontsieren, is voor hem wel begrijpbaar. Maar studies hebben reeds aangetoond dat dit type van windmolen niet zaligmakend is, maar wel rendabel inzetbaar is. In Diksmuide zou dit alleen kunnen voor een beperkt aantal bedrijven. Bedrijfsleiders kennen die beperkingen en zullen niet massaal daarop ingaan zodat Diksmuides argument uiteindelijk niet aan de orde is. Anderzijds zijn deze windturbines met een ashoogte van 15 meter dan weer nauwelijks hoger dan de voedertorens die in Diksmuides ‘historisch landschap’ wel her en der zichtbaar zijn.
Om verder ook de rendabiliteit van deze molens in te roepen als voorwaarde voor een bouwvergunning is voor het Pervijs provincieraadslid dan wel weer nieuw. Immers, varkensstallen die niet rendabel kunnen zijn, worden toch ook vergund, zo maakt Luc Coupillie de bedenking.
En wat is er nu tegen één pilootproject waar niemand problemen mee heeft? Dat kan de academische studies alleen maar bevestigen of ontkennen.
Voor Luc Coupillie zijn er dan ook een pak vraagtekens bij zowel de Diksmuidse als de provinciale rem tegen kleine windmolens. Of ook het lobbywerk van de elektriciteitsindustrie, waarbij menig politicus uit zowel de gemeenteraad als uit de provincieraad een mandaat heeft binnen deze energiebedrijven, de besluitvorming beïnvloedt, is een vraag die Luc Coupillie niet wil of kan beantwoorden. Dat is voor hem nu eenmaal niet bewijsbaar.